‘Wanneer iemand echt depressief is, zie je dat meteen’, zei een oud-collega van me. Op dat moment was ik zelf depressief en in eerste instantie schrok ik. Kunnen mensen aan me zien dat ik thuis huilbuien heb? Dat ik paniekaanvallen tijdens het autorijden krijg? Dat mijn medicatie onlangs verhoogd is? Dat ik suïcidale gedachten heb? Ik vroeg aan haar hoe ze dat kon zien. Haar verklaring was simpel: ‘Nou, als iemand depressief is, gaan ze nergens meer naartoe. Ze kunnen niet meer werken, geen gezellige dingen meer doen, liggen alleen maar in bed naar zielige muziek te luisteren en ze zijn altijd zo high als een koekje door de medicijnen’. Ik zuchtte opgelucht. Ze vermoedde niks. Ik was er nog niet klaar voor om mensen te vertellen over mijn depressie. Ik ben ervan overtuigd dat je niet aan mensen kunt zien dat ze depressief zijn. Al zou het wel handig zijn. Als je op het moment dat je gediagnosticeerd wordt met een depressie, je een hele grote blauwe stempel op je voorhoofd krijgt waar opstaat: kijk uit, ik ben depressief’. Zo’n stempel had mij een hoop uitleg gescheeld. Zo had ik niet aan werkgevers, collega’s, vrienden en familieleden hoeven uit te leggen waarom ik bepaalde dingen deed op de manier waarop ik ze toentertijd deed. Of bepaalde dingen juist niet deed. Waarom ik niet naar hun verjaardag kwam. Waarom ik geen puf had om af te spreken. Waarom ik niet om kon gaan met een te grote hoeveelheid werk. Het had me een collectie aan bagatelliserende opmerkingen gescheeld, opmerkingen die het bloed onder mijn nagels vandaan haalden. Alle frustratie en onbegrip waar ik op ben gestuit, ik kan er een boek mee vullen. Ik werd er gek van. ‘Het valt wel mee. Je bent toch gewoon aan het werk?’ Nee, het valt niet mee. Het valt me zelfs tegen. Elke dag valt me tegen. Hoe kan ik je uitleggen dat ik hier huilend naartoe ben gereden? Dat ik straks ook weer huilend naar huis zal rijden? Dat toen ik vanmorgen wakker werd, ik teleurgesteld was dat ik weer niet was gestorven in mijn slaap? Nee, het valt vast wel mee. Al met al leek ik het te redden, op de oppervlakte. Terwijl ik het liefst had willen schreeuwen, gillen, mijn haren uit mijn hoofd had willen trekken en dit alles wilde laten ophouden. Had ik maar een gebroken arm of een blauw oog, dacht ik. Dan zouden mensen in een oogopslag begrijpen dat ik pijn heb. Het valt niet uit te leggen. Maar ik glimlachte flauwtjes en zei: ‘Je moest eens weten’.
Als je zoekt op Google naar ‘depressie’ krijg je als eerste suggestie: depressie uitleggen aan anderen. De fundamentele onbeschrijflijkheid van een depressie is iets waar ik zelf jaren tegenaan heb gelopen. Je bent al gauw aangewezen tot nietszeggende metaforen. Het is alsof je iemand die altijd blind is geweest, probeert uit te leggen hoe de kleur rood eruit ziet. Dus zeg je maar niks. Bang dat je gek bent. Bang om niet begrepen te worden. En probeer je de dagen door te komen, zo goed als dat je kan. Zo normaal als dat je kan. Want dat is het enige wat ervoor zorgt dat je niet compleet doordraait.
Hoe ziet iemand die depressief is er dan uit? Een depressie hebben betekent niet dat je de hele dag op je slaapkamer zit en naar The Cure luistert. Een depressie hebben betekent veel vaker dat je een masker opdoet, zodat de wereld om je heen niet door heeft wat voor donkere gedachten er in je hoofd rondzweven. Een depressie hebben betekent ook niet dat je geen leuke dingen meer kunt doen. Een depressie betekent veel vaker dat je toch probeert om naar die verjaardag te gaan, zodat je misschien heel even die donkere gedachten vergeet. Een depressie betekent niet dat je zo high als een koekje bent door medicatie. Een depressie betekent veel vaker dat je medicatie slikt om de pijn genoeg te kunnen dempen, om aan je herstel te beginnen.
Ondanks dat er steeds meer openheid is over mentale gezondheid, blijft het voor veel mensen een moeilijk onderwerp. Voor sommige mensen zelfs regelrecht onbegrijpelijk. Ontastbaar. Ergens vind ik dat ook fijn. Dat betekent dat ze nooit hebben hoeven dealen met depressies, angst- en eetstoornissen of andere mentale problemen. Toch hoop ik dat straks iedereen weet dat in de knoei zitten met je mentale gezondheid, net zo vervelend kan zijn als een gebroken arm. Vervelender misschien zelfs, ik weet het niet. Ik heb nooit een gebroken arm gehad. Weet je wat? Na vandaag zal ik niet meer oordelen over gebroken armen. Zal jij dan ook niet meer oordelen over mijn depressie?
Deze blog is ook geplaatst op ikbenopen.nl
Commentaires